Lieve zonen en dochters van de planeet Aarde! IK BEN MARIA!
Opnieuw kom ik naar jullie om veel energie, veel Liefde, harmonie en vrede in jullie harten te brengen. Mijn kinderen, vrees niets. Wees niet bang om door de uitdagingen heen te gaan. Geloof me, je kunt overal doorheen, kijk gewoon naar alles met Liefde en met het vertrouwen dat je in staat zult zijn om dat probleem op te lossen.
Bekijk het probleem als een lelijke vorm, niet perfect. Een verfomfaaide, vreemde, donkere vorm. Kijk ernaar. Jij hebt het zo gecreëerd. Dit is de uitdaging: lelijk, moeilijk te begrijpen en in eerste instantie moeilijk op te lossen. Neem deze vorm mentaal vast en streel hem. Het maakt niet uit of hij stekels heeft, hij zal je geen pijn doen. Streel deze vorm alsof het een klein dier is en je zult merken dat hij zich naar je handen zal vormen en zachter en kneedbaarder zal worden.
En iedere keer dat je ernaar kijkt en het streelt, zul je beseffen dat het minder wordt en hoe meer je dit proces doet, hoe meer het zal neigen te verdwijnen, omdat je er niet tegen in opstand bent gekomen, je hebt het met genegenheid, met Liefde behandeld en al je Liefde heeft die energie opgelost. Mijn kinderen, de uitdagingen zullen er vele zijn, van alle kanten, op alle punten in jullie leven, kijk er gewoon met veel Liefde naar. Als je je verzet, als je ze met angst bekijkt, groeien ze, worden ze sterker en moeilijker op te lossen.
Onthoud altijd dat uitdagingen punten van evolutie zijn, waar een test wordt toegepast. Het is aan ieder van jullie om de les te leren, om te laten zien dat je hem kunt doorstaan. Vergeet nooit, mijn kinderen, als het heel moeilijk is, vraag dan onze hulp en wij zullen je handen sterker maken om die randen te verkleinen en er in slagen om die uitdaging beetje bij beetje op te lossen. Maar hiervoor zal altijd de Liefde nodig zijn en het vertrouwen dat je er altijd doorheen zult kunnen.
Onthoud altijd dat er niets op je pad komt dat je niet kunt overwinnen. Alles staat in verhouding tot wat je bereid bent te doorstaan.
(Vertaald door I. Nomden)